Voorganger Van Halsema had voor deze viering na Kerstmis (29 december) gekozen voor het thema ‘bij de bron’. Hij leidde dat in met de tekst van Bachcantate 133:

“Ich freue mich in dir
und heiße dich willkommen,
mein liebes Jesulein!
Du hast dir vorgenommen,
mein Brüderlein zu sein.
Ach, wie ein süßer Ton!
Wie freundlich sieht er aus,
der große Gottessohn!”

Ja, dat broertje, zo schetste hij, dat altijd bij mij is. Als bron van levend water! Net zoals Jezus dat levende water toewenste aan de Samaritaanse vrouw bij de bron. Zij zocht de waarheid. In tegenstelling tot het afgelopen jaar waarin de leugen leek te regeren. Maar zij krijgt het levende water, dat een fontein wordt in haarzelf. In ónszelf. Want die Samaritaanse vrouw? Dat zijn wij… Dus kijk naar haar. En kijk in de spiegel. Dan zien we Jezus, het kind in de kribbe, ‘mijn meestertje’.

Naschrift:
Het laatste had dan weer betrekking op de latere ontmoeting van Jezus (de tuinman?) en Maria in de hof. Maria herkent Hem eerst niet, maar Hij haar wél en zegt: “Maria!”. Dan herkent zij Hem ook en antwoordt bewogen: “Rabboeni!”. Ofwel: mijn Meester(tje).

Een pakkende tekst. Wat heet. Het is eigenlijk één van mijn favoriete teksten. Mooi, die wederzijdse herkenning. Dat maakte gelukkig veel goed, althans in mijn geval, want Van Halsema had in zijn preek (geheel uit het hoofd!) diverse zijwegen ingeslagen naar bijbelgedeelten waarin getallen de symboliek vormden voor allerlei gebeurtenissen, zoals het getal 2, 3, 5, 7, 8 en 12. Maar ook het getal 6. Nou, dat getal kwam er helaas niet zo best vanaf. Op zich niet erg, ware het niet dat ik op 6 juni (6-6) jarig ben. En dat ooit zelfs was op 6-6-66. Gelukkig werd het daarna altijd nog weer de 7-e. Zo zie je maar dat je geloof en bijgeloof wel een beetje moet scheiden…